- ‘Goedemorgen…’
- ‘Goedemorgen… ai, mijn
hoofd.’
Het was het eerste woord dat
ze sinds gisterenavond tegen hem zei. Wat er overgebleven was van de nacht
hadden ze al vrijend doorgebracht. Geen van beide had hier op aangestuurd, geen
van beide had zich er tegen verzet. Nu de zon zich door de luiken priemde,
probeerde hij zich de voorbije avond te herinneren. Ach ja, die dekselse meiden
die hem uitgedaagd hadden tot een discussie waar hij zoals steeds metershoog
tegenop zag.
- ‘Wil je dat ik ontbijt voor
je klaar maak?’
- ‘Graag. Vooral veel koffie
als het kan. Voor de rest zie je maar.’
- ‘Ik ben zo terug.’
Hij keek haar na, terwijl ze
naakt naar de keuken slofte. Ze was mooi, vreemd dat hij dit nooit eerder
gezien had. En ze was vurig, mijn god! En hij schaamde zich nu al omdat hij
binnenkort toch weer een punt hierachter zou zetten. Niemand was er immers ooit
in geslaagd om hem Robin te kunnen doen vergeten.
In de keuken hoorde hij haar
rommelen met pannen en potten en enkele minuten later dwarrelde de geur van
sterke koffie de slaapkamer binnen. Elise liet de boter sissen in de pan en
klutste er wat eieren in, die ze rijkelijk met kruiden bestrooide. Vreemd: hoe
wist ze dat hij dit graag had? Hij hoorde haar brood snijden en dikke plakken ontbijtspek,
ze neuriede een deuntje dat hij gisterenavond nog gehoord had in het café: les
patineurs van Emil Waldteufel. Hij zat te dagdromen en zag niet eens dat ze
terug bij hem onder de lakens kroop. Het was de warmte van haar huid en de
zachtheid van haar stem die hem terug tot de realiteit bracht.
- ‘Ik weet wat je denkt.’
- ‘O ja?’
- ‘Ja. Ze is Robin niet.’
- ‘En waarom zou ik dit
denken?’
- ‘Omdat zij jouw gedachten
beheerst.’
- ‘Niet waar.’
- ‘Wel waar, spreek me niet
tegen,’ en ze drukte haar lippen op die van hem. Ze had op dit vroege uur
duidelijk geen zin in dit soort van discussie. En hij eigenlijk ook niet, nooit
trouwens. Dat was de reden waarom hij naar dit onooglijke boerengat gevlucht
was. Hij probeerde zich te herinneren hoe lang dit nu al duurde. Drie jaar,
vier jaar? In elk geval veel te lang om goed te zijn. Sinds Robin uit zijn
leven verdween, had niets of niemand hem nog uit die lethargie kunnen weghalen.
Hij liet alles op zijn beloop en leefde omdat hij niet wilde doodgaan.
- ‘Je ontbijt is klaar, kom
je?’
- ‘Ik kom.’
Met een zucht kroop hij uit
het bed, sloeg zijn ochtendjas om zich heen want hij had het ineens koud, en
sjokte naar het terras. Hier kon hij voor even zijn zorgen vergeten als hij
uitkeek over de wijn- en olijfgaarden, met in de verte het wazige silhouet van
de Mont Ventoux. Nergens was de zonsopgang mooier dan hier.
Elise had zijn koffie al
uitgeschonken. Hij legde zijn handen rond de dampende mok en nam de warmte in
zich op. Hij nam een slok en liet zijn bord rijkelijk volscheppen. Het brood
was vers, wie had daar voor gezorgd? Ze zag hem denken en knipoogde. Zeker een
van haar geheime aanbidders die zich zo vroeg op de dag al uitgesloofd had voor
haar. Ach, wat maakte het uit?
Hij bedacht wat hij vandaag
zou kunnen doen. Dat was op zich al een wonder, want meestal bestond zijn dag
uit slenteren en niksen. Om daarna in het café vergetelheid te zoeken. Hij
kauwde traag op het brood en genoot van de eieren en het ontbijtspek. Het was
precies gebakken zoals hij het graag had. Elise neuriede tijdens het kauwen en
keek naar hem maar zei niets. Voor haar volstond het dat ze daar was, ze had
een missie: zij zou hem Robin doen vergeten, dat had ze zichzelf gezworen op de
dag dat ze hem voor het eerst zag.
- ‘Wat ga je vandaag doen?’
- ‘Ik weet het nog niet.’
- ‘Wil je met me mee naar
Avignon, ik moet er materiaal gaan kopen voor mijn atelier?’
- ‘Avignon.., dat is wel twee
uur rijden met de bus.’
- ‘Neen, ik ga met de pick-up
van Julien, dan ben ik er op een uurtje.’
- 'En waarom zou ik in godsnaam meegaan?'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten