Het Grote Boekexperiment: '250 in zicht'. De vraag was: wie wil een hoogstpersoonlijke bijdrage leveren en schrijven over iets wat hem of haar diep geraakt heeft? Lang heb ik niet moeten nadenken.
30 November
Hoe lang heeft een
litteken nodig om te genezen? Enkele maanden, een jaar, tien jaar? Of geneest
het nooit?
Vandaag precies veertig jaar geleden, op 30 november 1972, stierf mijn papa. Ik
was twaalf en zat sinds enkele maanden op internaat. Dat was een bewuste keuze
van mijn mama, het waarom van die beslissing weet ik tot op vandaag niet.
Tenzij ‘prestige’, de buitenwereld die moest zien dat mijn broer en ik naar die
kwaliteitsschool gingen en níet naar de school waar al mijn vrienden aan hun
humaniora zouden beginnen.
Eigenlijk heb ik dus
op drie maanden tijd tweemaal verloren: mijn vrienden (die ik nu nog steeds
moeilijk onder ogen durf komen omdat ik het gevoel dat ik hen verraden heb maar
niet van me af kan zetten) en mijn grote voorbeeld. Papa stierf aan longkanker.
We wisten dat er ‘iets’ was waarom hij in het ziekenhuis moest blijven, maar
mama heeft de waarheid altijd verzwegen. Toen de directeur ons na het avondmaal
apart nam en het droevige nieuws vertelde (second hand!), kwam dat dus aan als
een ijs- en ijskoude douche.
Zes dagen later: de
begrafenis. Puzzelstukken die me altijd bijgebleven zijn en me tot op vandaag
koude rillingen bezorgen bij elke begrafenis waar ik naar toe ga: de geur van
de rouwkapel, de doffe slagen van de trom en de melancholie van de muziekkapel,
de kerkklokken die slag na slag in mijn hoofd blijven bonken. Ik heb geen traan
gelaten, ik kon het gewoon niet. Want ik begreep niet wat er gebeurde en
niemand legde het mij uit. En ’s anderendaags gewoon terug naar school, alsof
er niets gebeurd was. Iedereen was vriendelijk tegen mij, maar ik haatte het
want het kwam aan als medelijden.
En het ergste moest
nog komen. Het kind in mij begon aan de moeilijke weg van de puberteit. Alleen.
Elke maandag morgen vertrok ik met lood in de schoenen, stilletjes huilend
achteraan in de auto. Elke vrijdag kwam ik naar huis met een reiszak vol vuil wasgoed
en een berg vragen. De was werd gedaan, de vragen bleven onbeantwoord. In mij
groeide het stille verwijt dat ik weg móest van mijn vertrouwde omgeving:
thuis, familie, vrienden. Terwijl iedereen rondom mij gelukkig leek en vol
zelfvertrouwen de wereld tegemoet kwam, zonk ik steeds verder weg in mijn eigen
wereld. En daar draag ik tot op vandaag de sporen van. Ik ‘mis’ iets in mijn
persoonlijkheid. Mijn mama is nu tachtig, maar ze zal nooit een antwoord geven
op mijn vragen. Ze ondergaat liever mijn verwijten, ze begrijpt niet waarom ik
haar de dingen kwalijk neem die ze gedaan heeft. Ze kiest tot op vandaag voor
zichzelf en dat smaakt bitter.
Als ik vandaag de man
ben die ik ben, niet volmaakt maar wel doorsnee gelukkig, dan heb ik dat te
danken aan mijn vrouw. Achtentwintig jaar kennen we mekaar, zij is de balsem op
mijn wonden. Dank zij haar ben ik mezelf terug gaan respecteren en heb ik
geleerd dat ik die negatieve energie overboord moet gooien. Zij heeft me uit
het moeras getrokken, op het droge gezet, gewassen en verzorgd. Ze heeft me
eten en drinken gegeven, gekleed en… gekneed. En zelfs met een miljard woorden
zou ik nooit kunnen omvatten hoe dankbaar ik haar ben. Dit is pure liefde in al
zijn eenvoud, geloof me. En dat is het enige medicijn tegen blauwe plekken op
de ziel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten